Noem de kers in de appelmoes en de toekan en iedere Nederlander weet over welke horecaonderneming je het hebt. Hoe heeft Van der Valk dat voor elkaar gekregen, terwijl er ook grote verschillen tussen de vestigingen zijn en iedere ‘staak’ vooral ook zijn eigen ding doet? Neven Rick Polman en Jan Broeks, bestuurders van de op een na grootste staak ‘Van der Valk-Luiten’, vertellen hoe de eenheid van vroeger tot op de dag van vandaag voor een ijzersterke cultuur zorgt.
Van der Valk bestaat uit negen familiestaken die zijn terug te voeren op de kinderen van Martinus van der Valk. Voor zijn werk – hij zat in de autohandel – was hij veel onderweg, maar als hij ergens wilde eten was het nooit zo lekker als wanneer zijn vrouw Rie voor hem had gekookt. Samen met haar richtte hij een café op. Ze kregen elf kinderen en in de naoorlogse jaren besloot Martinus om hen allemaal een restaurant te schenken. Zo konden ze voorzien in hun levensonderhoud. Financieel stonden die ondernemingen er vaak niet al te goed voor, wat ervoor zorgde dat alle kinderen hard moesten werken om er een succes van te maken. Kansen waren er volgens Martinus ruimschoots, doordat de bedrijven die hij uitkoos altijd aan een verbindingsweg tussen twee grote steden lagen. Dat was meteen zijn concept; eten voor de reizigers volgens het beproefde thuisrecept: royale porties, Hollandse kost, voor een goede prijs.